- Voor de belastingjaren 2024 en 2025 kunnen Nederlanders met spaargeld en beleggingen in box 3 mogelijk compensatie krijgen, als werkelijke rendementen tegenvallen.
- De vraag daarbij is of het werkelijke rendement lager uitvalt dan de fictieve rendementen waarmee de fiscus standaard werkt.
- Business Insider Nederland laat aan de hand van enkele voorbeelden zien hoe de compensatie voor de vermogensbelasting kan uitpakken.
- Lees ook: Nieuwe vermogensbelasting in 2027 op basis van werkelijk rendement niet haalbaar, volgens Belastingdienst
Het beursjaar 2024 ziet er voor beleggers vooralsnog prima uit, maar mogelijk wordt 2025 een minder jaar. Dat kan gevolgen hebben voor hoeveel belasting je moet betalen voor de vermogensbelasting in box 3.
De vermogensbelasting in box 3 is onderwerp van veel discussie, zeker nu de Hoge Raad afgelopen juni heeft bepaald dat het werken met zogenoemde fictieve rendementen niet alleen voor sparen, maar ook voor beleggen onrechtmatig is.
Voor de vermogensbelasting betekent dit dat de fiscus ook de komende jaren rekening moet houden met belastingplichtigen die in een bepaald belastingjaar een lager daadwerkelijk rendement hebben behaald dan het fictieve rendement dat de fiscus hanteert. Hiervoor is compensatie mogelijk.
De Belastingdienst heeft al aangekondigd dat er voor de fiscale jaren 2024 en 2025 een speciaal formulier komt dat je als belastingplichtige kunt gebruiken als jouw rendement onder de grens van het fictieve rendement voor het desbetreffende jaar is uitgekomen. Voor het belastingjaar 2024 moet hier in oktober meer informatie over beschikbaar komen.
Intussen blijft de huidige systematiek van de heffing voor de vermogensbelasting wel bestaan, tot er een nieuwe vermogensbelasting is ingevoerd die meer rekening houdt met daadwerkelijk behaalde rendementen. Dat zou in 2027 het geval moeten zijn, maar het is onzeker of dat qua uitvoering haalbaar is voor de Belastingdienst.
Voorlopig blijft het dus zo dat de fiscus in box 3 werkt met twee categorieën: spaargeld en 'overige bezittingen' (beleggingen op de beurs, tweede huis, cryptobeleggingen, enzovoorts).
Voor elke categorie geldt een apart fictief rendement. Dat leidt tot een veronderstelde opbrengst uit vermogen die, op basis van een vrij complexe berekening, wordt belast tegen 36 procent. Dit geldt zowel voor het jaar 2024 als voor 2025.
Maar wat nu als je in deze jaren een werkelijk rendement behaalt dat lager is dan de fictieve rendementen waarmee de fiscus rekent? Hieronder laten we zien hoe dat kan uitpakken, waarbij we beginnen met de standaardheffing in box 3 op basis van fictieve rendementen.
Vermogensbelasting op sparen en beleggen in 2025
We kijken eerst wat de belangrijkste variabelen zijn voor de heffing in box 3 in 2024 en 2025. Dat is in de tabel hieronder weergegeven.
Te zien is dat de veronderstelde spaarrente op 1,03 procent ligt voor beide jaren. Voor beleggen gaat de fiscus vooralsnog uit van respectievelijk 6,04 procent rendement in 2024 en 5,88 procent in 2025.
Vervolgens hebben we twee voorbeelden gemaakt. Iemand die een ton spaart en een ton belegt en een vermogende die twee ton belegt en één ton als spaargeld aanhoudt.
In de tabel hieronder kun je per voorbeeld zien wat de te betalen belasting in 2024 en 2025 naar verwachting is, op basis van de formule die de fiscus hanteert. Je kunt dat nagaan met deze tool van berekenhet.nl.
Te zien is dat in beide gevallen het absolute bedrag dat aan vermogensbelasting betaald moet worden, in 2025 iets lager ligt dan in 2024. Dit heeft te maken met de iets hogere vrijstelling voor de vermogensbelasting komend jaar. Daarnaast geldt voor beleggers in 2025 waarschijnlijk een iets lager fictief rendement.
Wat betreft eventuele compensatie vanwege een lager daadwerkelijk rendement, lijkt dat dit jaar vooralsnog niet waarschijnlijk. Voor spaarders is het veelal goed mogelijk om in 2024 een rente te krijgen die hoger ligt dan 1,03 procent (de veronderstelde rente).
Voor aandelenbeleggers is 2024 tot nu toe een uitstekend jaar. Het is natuurlijk afwachten hoe het beursjaar eindigt, maar voorlopig moet je erg je best doen om met aandelen minder dan 6,04 procent rendement te halen dit jaar. De Amsterdamse AEX-index staat bijvoorbeeld op een plus van ruim 15 procent sinds de start van dit jaar.
Lager rendement op je vermogen in 2025: compensatie in box 3?
Maar stel nu dat 2025 een minder beursjaar wordt. Hoe pakt dat dan uit voor de vermogensbelasting in box 3?
Het is nog even wachten op het compensatieformulier van de fiscus, voordat we echt weten hoe de berekening van werkelijke rendement gaat afwijken van de vrij complexe formule die de fiscus momenteel gebruikt op basis van de fictieve rendementen.
De uitspraak van de Hoge Raad biedt wel een aantal aanknopingspunten die afwijken van de manier waarop de belasting op basis van fictieve rendementen wordt berekend. De site berekenhet.nl vat die uitgangspunten als volgt samen.
- Het gehele vermogen in box 3 wordt meegenomen, dus spaargeld en beleggingen.
- Ook nog niet gerealiseerde waardeveranderingen behoren tot het rendement. Dan kan dus de waardestijging van een aandelenportefeuille zijn.
- Er is geen aftrek van het heffingsvrije vermogen.
- Er wordt geen rekening gehouden met kosten, anders dan rentelasten van leningen.
- Er wordt ook geen rekening gehouden met de inflatie, of positieve dan wel negatieve rendement in andere jaren.
Op basis van deze uitgangspunten heeft berekenhet.nl een tool gemaakt die een voorlopig indicatie geeft van het verschil tussen een heffing op basis van het daadwerkelijke rendement (volgens de uitgangspunten van de Hoge Raad) en de standaardmethode met fictieve rendementen die nu wordt gebruikt.
We laten zien hoe dit kan uitpakken aan de hand van de twee voorbeelden voor 2025. In het eerste voorbeeld hebben we dus te maken met iemand die 100.000 euro spaargeld heeft en 100.000 euro aan beleggingen in aandelen. Zoals hierboven benoemd bedraagt de belasting op basis van de fictieve rendementen dan 1.770 euro in 2025.
Stel nu dat het daadwerkelijke rendement voor sparen 2 procent is komend jaar, dat er een dividendrendement is van 2 procent en dat de aandelen niet in waarde stijgen, maar ook niet dalen. De spaarrente is dan 2.000 euro. Voor de aandelenbeleggingen is er geen rendement uit waardestijgingen, maar alleen een dividend van 2.000 euro. Dan ziet het plaatje er als volgt uit.
Te zien is dat de belasting op basis van het daadwerkelijke rendement 300 euro lager zou uitvallen, vergeleken met de fictieve rendementen.
Op basis van dezelfde uitgangspunten kijken we ook naar een vermogende die 100.000 euro spaargeld en 200.000 euro aan aandelenbeleggingen heeft. Dan ziet het plaatje er als volgt uit:
In dit geval is het verschil tussen de belastingheffing op basis van het werkelijke rendement en het fictieve rendement 1.559 euro. Dat scheelt dus behoorlijk.
Nogmaals: het is afwachten hoe de fiscus de uitgangspunten van de Hoge Raad voor de heffing op basis van daadwerkelijke rendementen interpreteert. Dat wordt duidelijk als de compensatieformulieren voor 2024 en 2025 worden vrijgegeven.